De stem van Lena
Mijn boek gaat over een vrouw en haar gezin in het gebied van de duizend eilandjes in Noord Holland aan het begin van de 20e eeuw.
Na
een rustig najaar volgt een strenge winter, tot in maart kan er
geschaatst worden en dat is een prachtig gezicht op de brede sloten
achter het huis. Het brengt ook veel levendigheid in het dorp.
Alie
en Kees, nemen Klaas mee, ze hebben een paar schaatsjes van een
neefje voor hem. Na wat gekrabbel achter een stoel gaat het steeds
beter. En al snel schaatst hij met een ander joch, tussen andere
schaatsers door. Hij heeft er veel schik in en ze maken er een
wedstrijd van. Jong en oud is op het ijs, krabbelend, glijdend. De
meer geoefende schaatsers gaan wat verder weg en hebben er flink de
vaart in. Theo heeft nu niet veel te doen, alleen de kolen keren en
met die vorst hoeft dat niet zo vaak, hij heeft tijd om ook het ijs
op te gaan en daardoor is hij met zijn kinderen in de weer, wat
zelden voorkomt. Af en toe schaatst hij met Klaas. Dat geeft Lena de
tijd om aandacht te geven aan Jan, nu het binnen rustig is kan ze hem
in de kamer laten dribbelen. Als hij slaapt gaat ze ook het ijs op en
samen met Marie gaat ze baantje glijden. In het begin houdt ze haar
dochter nog vast, ze moet het nog leren. Anderen kinderen doen mee en
Marie wil het ook zelf doen. Al snel is er een mooi glijbaan. Dan kan
Theo even alleen wat verder weg schaatsen samen met andere mannen,
het doet haar goed te zien dat hij daar plezier in heeft, even niet
werken. Eigenlijk is ze er wel goed mee als Marie wat nukkig wordt en
ze met haar naar binnen kan gaan, ze wil nu niet vallen met haar
dikke buik. Binnen heeft Marie het rijk alleen en Lena kan rustig de
erwtensoep afwerken. Met lichte tegenzin komen vader en zoon aan het
eind van de middag terug. Als het spul aan tafel zit, en de stook van
de briketten lekker ruikt zitten ze met blozende, gloeiende wangen
rondom haar van de erwtensoep te smikkelen.
‘Wat
heb je lekker geschaatst hè Klaas,’ hoort ze Theo tegen hun
oudste.
‘Ik
ga morgen weer hoor,’ hij schrokt zijn eten naar binnen.
‘Zeker
knul. Cor van Zanten was ook op het ijs Lena. Klaas en Kees hebben
samen geschaatst.’
‘Ik
ging heel hard hè pa?’
‘Jazeker.’
‘Ik
wil ook schaatsen,’ pruilt Marie.
‘Da
kan jij niet. Ik ging harder dan Kees,’ Klaas likt zijn bord uit.
‘Da
kan ik wel,’ zegt Marie. Jan slaat met zijn lepel op de
kinderstoel.
Lena
stapelt de borden: ‘Wie is Kees?’
‘Ik
wil wel schaatsen,’ gaat Marie door.
‘Dat
zeg ik, dat is dat joch van Cor en Miep, dat weet je. Daar ben jij
nog te klein voor,’ wendt hij zich tot Marie. Bokkig laat ze zich
van haar stoel glijden. Klaas gaat ook van tafel. Cor van Miep was er
dus ook.
‘Miep
niet?’
‘Nee,
niet gezien, thuis met de jongste natuurlijk.’
‘Doe
je pyjama aan Klaas.’ Hij kleedt zich uit en grist zijn pyjama van
de kachel.
Na
het eten verstomt het gekakel en met rode konen liggen de kinderen
vroeg in bed.
Jammer
dat Miep er niet was, denkt ze. Het is ook een eind lopen door die
kou met zo’n kleintje. Dat is dan weer heerlijk van bij het water
wonen, wij stappen achter het huis zo op het ijs.
Hoi Ria. Groeten Toon
BeantwoordenVerwijderen